Van denken naar taal

Denkkracht- taalkracht

Door Karin Glaubitz en Jolanda de Slegte

Mei 2020

In mei 2019 bezocht (kinder-)filosoof Karin Glaubitz op uitnodiging van logopedist Jolanda de Slegte een aantal keren de Auris Hildernisseschool, een school voor cluster 2 onderwijs (zie kader).

Eerder in het jaar bezocht Jolanda een serie filosofielessen van Karin met groep 1,2,3 op een reguliere school waar veel kinderen een taal-achterstand hebben. 

Samen verzorgden Jolanda en Karin filosofische gesprekken voor bijna alle groepen van de Auris Hildernisseschool. In de gesprekken die Jolanda en Karin het afgelopen jaar hadden bleek dat zij een grote gedeelde belangstelling hebben voor denken en taal. 

Jolanda is als logopedist geïnteresseerd in het denkstimulerend onderwijs (zie kader), met name voor kinderen met een taalontwikkelingsstoornis. Karin onderzoekt al vanaf haar studietijd de relatie tussen de taal en denken, en heeft een bijzondere belangstelling voor kinderen in de basisschoolleeftijd die om uiteenlopende redenen moeite hebben met (gesproken) taal. 

Jolanda en Karin hebben een grote verscheidenheid aan praktijkervaringen en zij ontwikkelen beiden materialen om de verbinding tussen denken en taal bij jonge kinderen te stimuleren. 

In dit artikel lees je hoe Jolanda en Karin dit samen oppakken, wat hun bevindingen zijn en hoe zij hier praktisch handen en voeten aan geven. Zij willen hiermee anderen inspireren en met hen in gesprek komen. 

Gedachtenmemory

Denkspieren

“Het is best lastig om uit te leggen wat filosoferen eigenlijk is”, zegt Karin in een eerste kennismaking met Jolanda. “Het gaat niet om wat je denkt, maar dat je denkt. Vaak maak ik een vergelijking met de gymlessen: hersenen moet je zien als spieren die je kunt oefenen, hoe vaker je oefent hoe beter ze het gaan doen. Vooral in situaties waar geen programmering is.

Jolanda: “In het huidige onderwijs gebruiken wij verschillende manieren of ‘tools’ om denken te stimuleren, zodat de leerlingen zelf onderzoek kunnen doen en hun denkraam verbreden.”

“Dit zijn belangrijke vaardigheden voor het onderwijs in de 21e eeuw. Het gaat steeds minder om het hebben van parate kennis en meer om het kennen en hebben van strategieën om kennis te vinden en problemen op te lossen. Omdat het onderwijs steeds vaker draait om samenwerken en samen leren, is luisteren en het buiten de kaders denken van groot belang. Deze aspecten worden mooi gebruikt en getraind tijdens het filosoferen met elkaar.”

Karin: “Als je filosofeert oefen je bijvoorbeeld logisch denken, luisteren en argumenteren. Maar ook creatief denken en associëren.”

“Dat associatief denken kan best verwarrend zijn” zegt Jolanda, “want waar tijdens het filosoferen ‘associëren’ kan helpen om de denkspieren te trainen, kan het mensen met TOS flink in de weg staan. Veel mensen met een taalontwikkelingsstoornis hebben moeite met het aanbrengen van structuur in een verhaal en het vasthouden van een gespreksonderwerp. Zij gaan juist associëren op bepaalde triggers in het gesprek waardoor het voor de gesprekspartner moeilijker wordt om de gedachtegang van de ander te volgen. Het associëren bemoeilijkt dan juist het gesprek. Men dwaalt dan juist af.”

Karin: “Ja daar wordt het heel boeiend hoe je de leerlingen juist hierin kan steunen. Bij het associatief denken gebruik ik hulpmiddelen om bij de les te blijven. Bijvoorbeeld voorwerpen die we sorteren, kaartjes met afbeeldingen of begrippen en met de oudere leerlingen werk ik met mindmaps. En natuurlijk volg ik in het filosofisch gesprek de leerlingen in hun denken en tegelijkertijd houd ik de startvragen (de vragen waarmee ik het gesprek begin) in de gaten om bij het onderwerp te blijven. Dat vraag een enorme alertheid van de gespreksleider.”

 In andere situaties merken we dat het associatieve aspect van het filosoferen en buiten de kaders denken weer heel interessant kan zijn om de communicatieve redzaamheid te bevorderen. Op het moment dat een deskundig gespreksleider het associëren gedoseerd inzet, is er een win-winsituatie. Gedachten worden dan juist gekaderd. Zo mooi dat de ‘handicap’ van de TOS ook een kwaliteit kan zijn!”

Niet cognitief

“Vaak denken mensen dat het om hogere wiskunde gaat bij het filosoferen”, zegt Karin.

“Maar juist het creëren van denkruimte, het oprekken van de denkruimte, gaat erom associatief en creatief vermogen te stimuleren. Het is echt een ander luikje dat opengaat in je hoofd, anders dan het luikje van kennis of cognitie. Er wordt een ander deel van de hersenen gebruikt. Gekscherend zeg ik nogal eens aan het begin van de gesprekken ‘Wie het weet mag het (even) niet zeggen, wie denkt mag praten’. En dan zie ik het gewoon gebeuren bij de kinderen als we met elkaar de tijd nemen en het kind de rust geven om te denken. Vaak zegt een kind in het begin ‘Ik weet het niet’ en dan wordt het stil. Maar omdat we met de gespreksbal (zie kader) werken weet het kind dat zolang hij die bal heeft hij mag praten en ook de tijd krijgt om na te denken. En dan gaat het ‘denk-luikje’ open en komen de gedachten van het moment van nu. Een denk-begeleider stimuleert door stil te staan bij een eerste uitspraak, ook al is dat ja of nee. De begeleider vraagt naar omdat, want etc., echte denkwoorden. Filosoferen is ‘pratend-denken’ zou je kunnen zeggen.”

Jolanda: “In de taalontwikkeling gaat het bij deze zogenaamde denkwoorden o m een van de hoogste denkniveaus, namelijk het redeneren (‘Denk-stimulerende gespreksmethodieken’, Marion Blank/1973)(zie kader). Het is vaak moeilijk voor mensen met TOS om hun gedachten en gevoelens te verwoorden en te beargumenteren waarom iets gebeurt of waarom zij iets vinden (mening geven). Het is zo mooi dat er tijdens de filosofiegesprekken tijd is om na te denken en te verwoorden. Ik denk dat een van de grote winstpunten is dat de anderen in het gesprek niet voor hun beurt spreken waardoor de denk- en spreektijd ook echt ontstaat. In het dagelijks leven is er vaak weinig tijd en ruimte om te denken en te verwoorden. Op deze manier wordt er een hele mooie voorwaarde gecreëerd waarin er veilig geoefend en ontwikkeld kan worden.”

Karin noemt deze denkwoorden naar de kinderen toe ook steeds ‘gouden woorden’. Ze maakt stimulerende gebaren naar de kinderen waardoor zij zich aangemoedigd voelen door te gaan met denken.

“Ik herhaal ook vaak ‘Wat jij denkt…jij mag het zeggen, neem de tijd , wij luisteren naar jou’. De kinderen ervaren dat positief en doen graag mee met dit proces, want snelle antwoorden hoeven niet in deze les, het is geen competitie of wedstrijd, er is er niet iemand beter of iemand die meer weet dan de ander.”

“Als de kinderen eenmaal de vorm van het denkgesprek herkennen gaat de ‘denk-trein’ rijden. Het doorvragen door de begeleider (‘omdat?, want?’) wordt als een spel ervaren, een soort sportieve les, actief, en iedereen doet mee en vaak ook met beweging! Bijvoorbeeld: ‘Verander van plaats als je denkt dat’…of ‘Ga staan als je denkt dat’. Dan kan de hele groep ook fysiek meedoen en iedereen zijn standpunt (letterlijk) tonen”

Gespreksdynamiek: de vorm van het denkgesprek

O

Namenspel: Tijdens het filosofisch gesprek zitten we in een kring. De eerste leerling krijg de bal van de begeleider en zegt “Ik ben … en ik kreeg de bal van de juf en ik geef de bal aan …”. 

Deze zin wordt iedere keer letterlijk zo uitgesproken. De leerling loopt naar de gekozen leerling en geeft die bal aan hem of haar. Het is een oefening in contact maken, een hele zin uitspreken, onthouden en aandacht voor elkaar hebben door elkaars naam te noemen. Zo ‘stapt’ iedereen het gesprek in.

Varianten en verrijkingen: Gaan staan als je de bal hebt, een zo groot mogelijke afstand afleggen houding en beweging aanpassen, snel of langzaam gaan, etc.

Vereenvoudiging: bij jonge kinderen begin ik de taal te oefenen en het gebaar en dan geven de kinderen de bal op volgorde in de kring rond. 

Omdat in de lessen ‘samen denken’ alle vrijheid is van denken, zijn er een paar heel strakke regels nodig. Die regels moeten veiligheid bieden, zodat een kind het vertrouwen heeft gehoord te worden, het weet dat het uit mag praten en niet uitgelachen wordt. Daarom werken we in de gesprekken met de gespreksbal: wie de bal heeft mag praten. De bal gaat rond van hand tot hand, van woord tot woord. Om deze gespreksdynamiek in te oefenen en te voelen doen we aan het begin van elke les het namenspel. 

Jolanda vertelt hoe ze vanuit logopedisch oogpunt aan de slag is gegaan met het spel met de bal:

“Het mooie van het inleidende namenspel met de bal is dat er een heleboel taal geoefend wordt. Er wordt een beroep gedaan op het geheugen en de aandacht (wie heeft de bal al gehad?). Dit zijn communicatieve voorwaarden , voorwaarden die nodig zijn om tot communicatie te komen. Er wordt geoefend met zinsbouw; er is veel ruimte voor herhaling van vaste zinsstructuren die kunnen variëren en uitgebreid worden. Ook beurtgedrag komt aan de orde (communicatieve voorwaarde)”. 

Lees verder: www.kinderlogopediemaassluis.nl/communicatie.html

Denkkracht – taalkracht 

Karin: “De relatie tussen denkkracht en taalkracht is veel onderzocht. Er waren filosofen die zeiden: ‘De taal is het voertuig van de gedachten’. Herkenbaar, maar erg lineair gesteld. Het roept bij mij een beetje een kip-ei discussie op. Dus als je niet praat kan je niet denken! Daarmee diskwalificeer je veel mensen en zo zit het niet in elkaar. Het is veel meer een wisselwerking die multi-cyclisch is. Daarmee bedoel ik dat we in deze gesprekken voortdurend de wisselwerking tussen denken en spreken versterken. Ik zie het als een soort spiraal waarin we heen en weer pendelen tussen denken en spreken en daarmee elkaar op een rijker begrip brengen.

Als men na het stellen van vragen afwacht en het kind vertrouwen geeft dat het mag praten en dat er wordt geluisterd komt zijn denkkracht in actie. Daar waar de woorden moeilijk te vinden zijn stuwt die denkkracht op in een beweging naar buiten toe en dan komt het gebaar, het woord, de beweging, de taal en het gesprek. En die taal wordt gedeeld met anderen die meehelpen denken.

(NB: Kinderen die heel hard aan het denken zijn wiebelen op hun stoel en buigen soms naar voren of vallen van hun stoel. Ik doe dat tegenwoordig ook, dat naar voren bewegen, niet het vallen, en het helpt!)

Karin: “Het fijne van filosoferen, samen denken, is dat iedereen mee kan doen, iedereen kan denken en beargumenteren met ‘want of omdat’. Vanaf de jonge leeftijd van ongeveer 3 jaar kunnen kinderen zeggen ‘Ik denk…..omdat…’.”

“Let er maar eens op!”

Literatuur:

Marion Blank: ‘Teaching learning in the preschool: a dialogue Approach’ 1973

Om verder te lezen over filosoferen met kinderen:

Cornelis Verhoeven , 2000, “Een vogeltje in mijn buik, de taal van Neeltje en Daniël, Damon B.V.

Gareth Matthews, 1990, Philosophy & the Young Child, Harvard University Press

Peter Worley , 2010, the If Machine, Continuum Publishing Corporation.

Thecla Rondhuis, 2003, Jong en Wijs, filosoferen met kinderen, De Fontein Jeugd

Beeldmateriaal:

Tekeningen: Elbert Raadsen

Foto Marwan Magroun in opdracht van Rotterdam Vakmanstad

Achtergrondinformatie

De Auris Hildernisseschool is een school voor leerlingen van 4 tot 13 jaar. Wij verzorgen onderwijs aan leerlingen die moeite hebben met taal. Problemen met bijvoorbeeld spreken, woorden onthouden en duidelijk maken wat hij of zij bedoelt. Leerlingen met een intensief cluster 2 arrangement zijn welkom op onze school. https://hildernisseschool.nl/

Denklus® is in 2020 opgericht door Karin Glaubitz om innovatieve vormen van filosoferen met kinderen aan te bieden in de markt. Denklus® is gebaseerd op vele jaren ervaring in het filosoferen met kinderen. Denklus® is een merk van Het Narrenschip.

Klik op het plaatje. Hier kan je de nieuwsbrief van Denklus® filosoferen met kinderen online bekijken met tips, spelletje, verhalen en informatie over het filosoferen met kinderen. Of kijk rechtsreeks op de website van Denklus.nl

Mogelijke denkvragen om aan kinderen te stellen: 

Mag jij alles eten? Eten dieren hetzelfde als mensen? Waarom wel of niet? Word je van eten gezond? Wanneer wel en wanneer niet?Filosoferen met kleuters Gulzige Geit.

Kan je weten wat er achter een boom of struik is? Hoe kan je dat weten? Moet je altijd geloven wat iemand zegt? Is een hond net zo gevaarlijk als een wolf? Waarom wel of niet? Kan je weten wat ergens is als je het niet ziet? De wolf en de lammetjes

Wat heb jij nodig om op reis te gaan? Kan je altijd op reis? Wanneer wel of niet? De reis 

Kan je verdriet proeven? Kan je tranen delen? Kan je verdriet verzamelen? Kunnen twee mensen dezelfde tranen hebben? Tranenthee.

Heeft alles een kleur? De aap met de blauwe billen

Kan je jezelf in een gevangenis zetten? Diogenes

DGM (Denkstimulerende gespreksmethodiek)

DGM is bedoeld om taal te leren gebruiken in situaties die uitstijgen boven het hier en nu. DGM is

ontwikkeld door de Amerikaanse psychologe Marion Blank. In Nederland wordt de methodiek veel gebruikt door logopedisten, maar ook leerkrachten zijn er in geïnteresseerd. DGM is een werkwijze om de taal/denkontwikkeling van kinderen te stimuleren.